Dachauherdenking 2021

Op zaterdag 17 april heeft het Nederlands Dachau Comité samen met de gemeente Amstelveen, de gemeente Amsterdam, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de leerlingen van de Merkelbachschool in besloten kring concentratiekamp Dachau herdacht. Voor het eerst was er geen oud-Dachauer aanwezig bij de Dachauherdenking. Vanwege de coronamaatregelen mocht slechts een beperkt aantal personen aanwezig bij de herdenking.

Een groot gedeelte van het publiek bestond uit leerlingen uit groep 8 van de Merkelbachschool, waarvan twee leerlingen een mooi, zelfgeschreven gedicht voordroegen. Verder waren de burgemeester van Amstelveen en Amsterdam aanwezig, alsmede een vertegenwoordiger van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 

In besloten kring gaven Hans Fels en Maurits van Hoogevest een voordracht. Hierop droegen de leerlingen van Merkelbachschool een gedicht voor. Hierop heeft een afgevaardigde van de Regimentsfanfare Garde Grenadiers en Jagers (RFGGJ) het Nederlands taptoe signaal bespeeld. De RFGGJ had graag een voltallige bijdrage geleverd, maar vanwege de coronamaatregelen kon slechts sergeant-majoor Marcel Mooibroek als trompettist de plechtigheid begeleiden. Daarna kregen de genodigden de gelegenheid om een krans bij het Nationaal Dachau Monument te leggen. Tot slot volgde een bloemendefilé, waarbij de genodigden ieder een bloem in de haag van het monument plaatsten.

Neem vooral ook een kijkje op de website van Amstelveenweb voor een verder verslag: https://www.amstelveenweb.com/fotodisp&fotodisp=4638. Wij danken ieder die aan deze herdenking heeft meegeholpen en spreken de hoop uit dat we volgend jaar weer een reguliere Dachauherdenking kunnen organiseren.


Speech Hans Fels

Dagboekaantekening: 1 februari 1945, Concentratiekamp Dachau. “Weer in barak 15 geweest. Polak, een vriend van dokter R, opgezocht om hem wat beschuit te brengen- misschien nog het enige redmiddel. Hij lag in een boven-bed en was niet meer instaat om rechtop te gaan zitten. Ben gebleven tot hij alles op had gegeten, anders hadden ze het hem zeker nog ontstolen. Er waren in deze Stube vanmorgen weer 9 doden.”

Hans Polak, de man die niet meer recht op kon gaan zitten, leeft voort in mij. Hij was de echtgenoot van mijn moeder, de vader van mijn zusje en hij stierf in Dachau, op 20 februari 1945, pas 28 jaar oud. Naar hem ben ik vernoemd, ‘Hans’.

4 jaar en 9 maanden eerder, op 10 mei 1940 pleegde de Nederlandse schrijver Menno ter Braak zelfmoord. Nederland had zich een paar uur eerder, na het bombardement van Rotterdam, overgegeven aan Nazi Duitsland. Ter Braak voorzag een nieuwe orde waarin alles waar de beschaafde en democratische samenleving voor stond en had gestaan, teloor zou gaan. Na de capitulatie wachtte Nederland de barbarij van de Nazi’s en ter Braak wist dat hij in hun wereld niet kon en wilde leven.

Al vroeg in de dertiger jaren begon Menno ter Braak te waarschuwen voor de taal waarmee Hitler de mensen opzweepten en ze klaarstoomde om de waarheid van zijn woorden niet in twijfel te trekken. Woorden, zo betoogde ter Braak, zijn nooit zonder consequenties. Woorden kunnen de werkelijkheid doen kantelen, de leugen tot waarheid verheffen, het onafhankelijke denken doen omslaan in domme volgzaamheid. Met woorden kan de mens kwaad doen.

Het Nationaal Socialisme in Duitsland bediende zich van historische onwaarheden om de economische crisis waarin Duitsland na de Vrede van Versailles was verzonken, te verklaren. Duitsland zou de oorlog van 14-18 verloren hebben onder andere door het verraad van de Joodse Duitse soldaten aan het front met Frankrijk en België. Zo creëerde het Nationaal Socialisme zijn eigen vijanden die nodig waren om het gevoel van onbehagen richting te geven.

Dachau werd als concentratiekamp in 1933 in gebruik genomen. Berichten over wat er in Dachau plaatsvond hadden de wereld in de dertiger jaren al bereikt. De Oostenrijkse schrijver en psychoanalyticus Bruno Bettelheim bijvoorbeeld, had na tien maanden gevangenschap in Dachau en Buchenwald, in mei 1939 de Verenigde Staten weten te bereiken. Aan eenieder die maar wilde luisteren vertelde hij over de onvoorstelbare gruweldaden die in Dachau en Buchenwald werden gepleegd. Zijn woorden vervlogen in een mist van ongeloof en onverschilligheid.

Precies 5 jaar na de zelfgekozen dood van Menno ter Braak, zoekt  een andere Nederlandse schrijver, Nico Rost, gevangene in Dachau naar woorden om het einde van de nachtmerrie die over Europa was gedaald te beschrijven:

29 april 1945, Concentratiekamp Dachau: Nicolai stond aan de andere kant van de Totenkammer boven op een wagen en wenkte me…. En we konden vandaaruit duidelijk de Amerikaanse soldaten door de Plantage zien sluipen -zich links en rechts dekkend, hun wapens steeds schietvaardig. Onze blikken volgden hen, van boom tot boom , van struik tot struik, schrede voor schrede, zodat ik pas veel later toen ik van plaats wilde veranderen – bemerkte dat ik op een wagen met lijken stond.”

Een van deze Amerikaanse soldaten die Nico Rost zag naderen moet lieutenant. Felix Sparks zijn geweest die met zijn 42e infanteriedivisie als eerste het kamp binnen ging.  Wat zij aantroffen noemt hij in zijn rapportage:

 “Het hoogtepunt van dood en vernietiging van menselijk leven”. “Dantes Inferno”, zo gaat hij verder, “stak bleekjes af bij de ware hel van Dachau,

Ik zag een groot aantal gevangenen liggen op de plek waar ze neergevallen waren in de laatste uren of dagen voor onze komst. De stank van de dood was overweldigend”.

De stank van de dood bleef kleven aan de overlevenden van de hel van Dachau. Een van hen, de dichter Ed Hoornik, vatte met deze woorden Dachau samen:

Dachau schoof een raster voor mijn ziel

en wie daarin opgenomen is geweest,

zal de dood tot zijn dood met zich meedragen.

Lang geleden… Heel lang geleden, op aanstaande donderdag 29 april, 76 jaar geleden, een mensenleven geleden. Voor het eerst is hier niemand meer aanwezig die de hel van Dachau zelf heeft overleefd. Vergeten we daarom Dachau maar… en wordt het een gebeurtenis uit een ver verleden? Of leeft Dachau voort in ons en in volgende generaties als waarschuwing voor hen die de tekens onderschatten of niet herkennen?

Denken we weer aan Dachau als we woorden horen van discriminatie en uitsluiting. Denken we dan ook nog even aan ter Braak als zelfs politici oproepen tot het verwijderen van groepen mensen. Zijn het dan slechts woorden die verder geen kwaad kunnen aanrichten of hebben we even aan Ruanda of de Canadese generaal Dallaire gedacht die de wereld -te vergeefs- waarschuwde voor de op handen zijnde moordpartijen daar? Denken we aan de vergeefse woorden van Bruno Bettelheim als we berichten horen over concentratiekampen in China waar Oeigoeren en politieke tegenstanders van de machthebbers in verdwijnen? Denken we aan lieutenant Felix Sparks als we horen over de gruwelijkheden van de Islamitische staat en de stapels lijken die zij achter heeft gelaten?

Dachau, het is maar een van de vele namen van concentratiekampen uit de vorige eeuw, gegrafeerd in de vloer van dit monument. Dachau stelt ons voor de taak in deze volgende eeuw om steeds maar weer te beseffen dat woorden, verdraaiingen, nep nieuws, ophitsing of het aanwijzen van vijanden nooit lichthartig afgedaan kan worden als betekenisloze woorden.

Homo Homini Lupus, de mens is de mens een wolf, keer op keer in staat tot gruwelijkheden en keer op keer dreigt de werkelijkheid de waarheid van deze sombere constatering te bewijzen. Ik denk dat Ed Hoornik dit bedoelde toen hij deze regels dichtte:

Ik weet zeker, dat het geen verschil maakt,

of ik Dachau of de wereld zeg,

en dat is het wat mij kwelt en stil maakt,

en al blijf ik, ik ging liever weg.


Speech Maurits van Hoogevest

k ben de kleinzoon van Jopie Helms Fokkema. Vandaag mag ik hier zijn met mij oom Jan Willem en mijn zoon Olivier. 3 generaties nageslacht van mijn oma. Ik vind het daarbij mooi om te beleven, dat oma vandaag ook bij ons is. Niet fysiek, wel vanuit de hemel waar zij tijdens haar leven zo in geloofde.

De eerste keer dat ik hier bij het monument in het Amsterdamse bos stond herinner ik mij levendig, het was 16 december 1996. De inauguratie van het monument met prins Bernard. Een indrukwekkende bijeenkomst, die veel in beweging heeft gebracht in de relatie tussen mij en mijn oma. Zoals veel mensen die de oorlog hebben meegemaakt en ondervonden, heeft mijn oma pas op late leeftijd de ruimte gevonden om hierover te praten. Ik ben blij dat ik dat met haar heb kunnen delen, wat bijzonder, en ook bijzonder herkenbaar is. Met haar eigen kinderen heeft ze daar minder over gesproken.

De opvolgende jaren vergezelde ik mijn oma naar de jaarlijkse herdenking. Het jaar na de inauguratie, ik was toen 17 jaar, herinner ik mij ook nog goed. Na de herdenking werd een lunch aangeboden op het kantoor van KLM. Tijdens die lunch kwam ik te zitten naast een oudere man. Toen ik hem de hand schudde om mij voor te stellen kreeg ik een opmerking die me nog steeds een ongemakkelijk gevoel kan geven. U moet zich voorstellen dat ik mij, in mijn beleving, op mijn paasbest gekleed had en mijn mooiste overhemd had aangetrokken. Een overhemd met brede strepen.

Bijna snauwend antwoorde de man; “Nou, een mooi overhemd heb jij aan, zulke strepen moesten wij ook aan van de moffen. Had je niet wat anders kunnen uitzoeken?”. Dat maakte indruk, kan ik u verzekeren.

 Was dit nu een onbehouwen opmerking van die meneer naar een jongeman? Was het naïef van mij? Of zat het gewoon zo diep en deed deze deja vu nog zoveel met die meneer? De oorlog zat hem diep, zo ook bij mij oma. Mijn oma was in de oorlog koerierster voor het verzet. Dat vond ze vanzelfsprekend, er zijn voor je medemens en opstaan tegen onrecht. Daarvoor is een hoge prijs betaald, in onze familie niet alleen door mijn oma. Tot haar grote verdriet betaalde haar broer Bert uiteindelijk de hoogste prijs.

Vanuit het verraad van koerierster des doods, Miep van Oranje – verantwoordelijk voor ongeveer 195 arrestaties van verzetsmensen – doen de bezetters op 8 augustus 1944 een inval in het ouderlijk huis van mijn oma in Delft. Op zoek naar haar en het depot van de bonnenkaarten van de landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Welke zij onder zich had. Ze treffen daar niet alleen oma, maar ook haar broer. De ondergedoken predikant Bert Fokkema, die net 6 weken vader was geworden, en toevallig die nacht weer een keer thuis bij zijn ouders sliep. Via verschillende kampen komt Bert in Bergen Belsen terecht. In dat kamp maakt hij de bevrijding nog mee. Verdrietig genoeg, komt dit te laat. Verzwakt als hij is, overlijd Bert op 29 april 1945 aan de ontberingen.

Dit is voor mijn oma altijd de grootste pijn geweest. Zij was verraden, haar broer namen ze ook mee. Zij kwam terug. Hij niet. In het monument hier achter mij, staan de namen van 500 concentratiekampen en buitenkampen gebeiteld. Waaronder ook Bergen-Belsen. Het is deze plek in het monument waar mijn oma tijdens het defilé door het monument jaarlijks een bloem in de taxushaag stak. Ook vandaag is dat plek waar ik een bloem in de haag zal steken.

Mijn oma kwam via Vugt en Ravensbruck terecht in een buitenkamp van Dachau, de fabriek van de Agfa Kamerawerke in Munchen. Waar ze met zo’n 250 lotgenoten tijdsontstekers moest maken voor granaten. De groep saboteert daar de productie zoveel mogelijk. Na de bevrijding komt oma via Zwitserland, Frankrijk en België thuis in een land, tegelijkertijd in euforie, en in ontreddering. Er volgde nog een beproeving. De wederopbouw. Mijn oma trouwt met haar liefde, opa Willem. En mijn grootouders hebben in de jaren daaropvolgend gelukkig ook goede tijden mogen kennen.

Tijden waarin het voor veel oorlogsslachtoffers altijd belangrijk is gebleven om wel te delen, wat goed ging. En dat, wat daar minder bij paste, zoals oorlogsverdriet, voor zich te houden. Ik kan mijn oma nog helder voor me zien. In gebukte houding het onkruid tussen de tegels in de voortuin vandaan halend. Het diende opgeruimd en netjes te zijn, wat zouden de buren anders wel niet denken. Achter opgeruimd en netjes, lag echter altijd nog onderhuids verscholen, de pijn van het oorlogsverdriet en een deels onvoltooid proces van rouw en verwerking.

Wij naderen in dit dus eigenlijk, collectieve proces, een moment dat ooggetuigen van deze oorlog niet meer onder ons zullen zijn. Terwijl hun verdriet, nu veelal in andere gedaanten, in stukjes doorgesijpeld naar volgende generaties, nog steeds deels onderhuids verscholen blijft. De oorlog zit daarmee ook nog een beetje in ons dus. Het lijkt mij vanuit die beredenering een mooie visualisatie om de toekomst van herdenken samen zo vorm te geven dat we dit een plek kunnen geven. Bijvoorbeeld door vanuit “Her-Denken”, langzaam en bewust te bewegen naar “Her-Inneren”. Denken doen we immers vanuit ons hoofd, en “Inneren” vanuit ons hart.

Liefdevol blijven. En stilstaan bij wat individualisering, ongelijkheid, armoede en polarisatie ons brengen. Hoe ging Duitsland ook alweer van een democratie naar een dictatuur? Blijft altijd een relevante vraag. Kunnen wij dat blijven zien, zonder de pijn, door te gaan Her-Inneren? En zijn wij zo samen in staat, om het verdriet te beleven, te laten zijn, en te laten gaan. Om daarvoor in de plaats vanuit bewustzijn en compassie, dankbaarheid te ervaren dat wij hier vrede hebben?

Ik draag daar in elk geval graag aan bij, door af te sluiten met de woorden. Lieve oma, ik stel mij voor dat met het delen van dit verhaal hier vandaag, er weer meer ruimte ontstaat voor het verdriet, de angst en de last, die de oorlog u en ons heeft aangedaan.