Dames en heren,
In de Griekse mythologie liep de weg naar de onderwereld tussen taxushagen. We vinden deze boom vaak op plekken waar gerouwd wordt. Zijn naalden zijn giftig. En tegelijk kleurt de boom eeuwig groen.
Dit Dachaumonument, waarin de taxus een hoofdrol speelt, nodigt ons uit tot herdenken langs deze drie lijnen.
Stilstaan bij het gif dat de nazi’s over de wereld uitstrooiden.
Rouwen om de gevallenen die vermoord werden om wie ze waren of wat ze deden. En de herinnering daaraan voor altijd levend houden.
Ik vertel daarom graag iets over twee Amstelveners die de hel van Dachau overleefden.
Niet ver hiervandaan, aan Amsterdamse weg 133, staat de Johannes kapel. Daar huisde in de oorlogsjaren de Gereformeerde kerk in Hersteld Verband.
Een kleine kerkgemeente met ruimdenkende, linksgeëngageerde geloofsgenoten waar predikant Meindert Hinlopen zich als een vis in het water voelde.
Het moet een aimabele man geweest zijn, niet al te steil in de leer. Maar tijdens de bezetting toont Meindert zich principieel.
Als overtuigd antimilitarist gebruikt hij zijn preken om zijn afschuw van de bezetter uit te spreken. En neemt hij fel stelling tegen de Jodenvervolging.
Dat kost hem zijn vrijheid. Hij moet zich melden bij de Sicherheitsdienst en wordt via Kamp Amersfoort naar Dachau afgevoerd. Hoe zwaar hij het daar heeft laat hij per brief, in codetaal, weten aan zijn vrouw. Hij raadt haar aan om de Filippenzenbrief van apostel Paulus te lezen, doelend op de passage (en ik citeer):
‘Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik heen te gaan en bij Christus te zijn, wat verreweg het beste is, anderzijds is het voor u wenselijk dat ik in leven blijf.’
Meindert overleeft het kamp en krijgt daarna vijf kinderen. Hij blijft tot 1972 predikant en tot aan zijn dood pacifist. Alleen aan zijn oudste dochter vertelt hij over de verschrikkingen van het kamp die hem de rest van zijn leven blijven kwellen.
Anderhalve kilometer ten zuidoosten van de Johannes Kapel ligt de Bors van Waverenstraat nummer 50. Daar woont in de bezettingsjaren Jo Vis, met zijn vrouw Agaath en hun drie jonge kinderen. Ook Jo is een overtuigd socialist en verzet zich tegen de nazidictatuur. Hij is hoofdverspreider van het illegale Parool en actief in het helpen van onderduikers.
Alleen al in zijn eigen huis biedt hij aan zo’n veertig mensen voor kortere of langere tijd een schuilplaats.
Onder hen is de joodse Ellen Schwarzschild en haar twee zussen die het alle drie overleven. In Ellens later gepubliceerde oorlogsherinneringen beschrijft ze Jo als een geweldige steun. Samen met zijn vrouw een baken van warmte en veiligheid in een levensgevaarlijke wereld.
Na verraad komt ook Jo, met het laatste transport vanuit kamp Vught, in Dachau terecht. ‘De dodenstad’ zoals hij het zelf noemde. En ook hij schrijft ontroerende brieven aan zijn vrouw. Rond kerst schrijft hij, nog vanuit Vught:
‘Ik heb geen kaarsen nodig om te weten dat er licht is in de wereld. Zo moet het in je binnenste zijn, zo licht en warm en ingeleefd moeten je idealen zijn dat het leven ze niet kan ontnemen.’
Als Dachau door de Amerikanen wordt bevrijd helpt Jo Pim Boellaard om de uitblijvende repatriëring in gang te zetten. Zelf blijft hij als één van de allerlaatste Nederlanders in het kamp om de zieken te verzorgen. Totdat ook hij als vrij man de dodenstad kan verlaten.
[…]
Stilstaan bij het gif van de nazi’s is: je proberen in te leven in de hel van Dachau. Maar wat Meindert, Jo en al die andere oud-Dachauers aan den lijve hebben meegemaakt kunnen we ons eigenlijk nooit écht voorstellen. Het blijft bij waarnemen van de buitenkant. Ed Hoornik schreef daarover:
‘De binnenkant is anders. Het is een wegraken uit dit bestaan. Automatisch doen wat anderen doen: lopen, liggen, staan … lopen, liggen, staan … langzaam uitdoven en sterven.’
Daarom rouwen we ook: dat juist deze mensen, die durfden te handelen naar hun idealen, die vreselijke binnenkant in werden geduwd. Om er – als ze het overleefden - de rest van hun leven last van te houden.
Als er iets is wat de Dachauers verbond, hoe verschillend ook in geloof of politieke overtuiging, dan was het dat ze zich hardop uitspraken tegen het fascisme. En dat ze handelden volgens de vaste waarden van onze democratie. Vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, gelijkwaardigheid tussen mensen. Medemenselijkheid.
Waarden die na de oorlog in internationale verdragen en wetten van extra waarborgen zijn voorzien. Als verruimde rivierbeddingen tegen overstromingen.
De laatste tijd wordt er soms met minachting over die wetten en verdragen gesproken. Daarom moeten we juist nu waakzaam zijn. Ons daartegen uitspreken als het nodig is. Als dijkwachters de waarden en waarborgen bewaken. Zodat ze, als de taxushaag, eeuwig groen blijven.
In díe geest de herinnering levend houden: dat is wat Dachau, en wat 80 jaar vrijheid, nog het meest van ons vraagt.